Skip to content

[ translation excerpt: The question of how The Velvet Underground could have sounded if the group had been there for another ten years is at the same time an endless discussion and an extremely interesting issue. Endless because the answer will of course never be known; extremely interesting because the band could have evolved in a completely different direction. One possible direction could already be the minimalistic trajectory that Bob Urh & The Bare Bones has been following for three records. ]

De vraag hoe The Velvet Underground had kunnen klinken als de groep er nog tien jaar had bijgedaan, is tegelijkertijd een oeverloze discussie en een uiterst interessant vraagstuk. Oeverloos omdat men het antwoord natuurlijk nooit zal weten; uitermate interessant omdat de band in een paar totaal verschillende richtingen had kunnen evolueren. Eén mogelijke richting kon alvast het minimalistische traject zijn dat Bob Urh & The Bare Bones nu al drie platen lang volgt.
The Brian Jonestown Massacre een onverantwoord interessante groep? Heel zeker, want de manier waarop de Californische psychedelische rockgroep in het begin van de jaren negentig verder ging waar The Velvet Underground het in de jaren zeventig bekeken hield, om in het nieuwe millennium zelfs in een psychedelische mengelmoes van rock-‘n-roll en elektronica uit te monden, is op zijn minst opwindend te noemen. Wat men echter geen enkele groep — hoe fantastisch ook — kan toeschrijven, is het monopolie op het erfgoed van een inspirerende band. Want even interessant als de honderden excentrieke instrumenten waarmee The Brian Jonestown Massacre keer op keer blijft uitpakken, is de less-is-more-formule waarmee Bob Urh & The Bare Bones tegenwoordig platen maakt.
Bob Urh & The Bare Bones begon halverwege de noughties nog vrij onschuldig met Hoodoo Garage, een plaatje dat ondanks een mooi uitgebalanceerd evenwicht tussen het erfgoed van de grote voorbeelden nooit veel verder dan klassieke rock-‘n-roll kwam, maar daar kwam met Swamp O Delic enkele jaren later bruusk verandering in. Bob Urh koos namelijk voor een minder strakke formule, wat eindigde in een plaat waarbij je constant het gevoel had dat het muzikaal wel alle mogelijke richtingen uit kon gaan, zelfs al had je het plaatje al twintig keer gehoord. Bob Urh liet Swamp O Delic een stuk minder ingestudeerd dan Hoodoo Garage klinken, en dat bleek een fantastische keuze. In een nummer als “Ramblin Man-Boom Boom A Zoom Zoom” hoorde je immers tegelijkertijd lekkere rock-‘n-roll à la Lou Reed en onheilspellende filmmuziek zoals Ennio Morricone die maakte.
De grote kracht van Swamp O Delic zat natuurlijk in het feit dat het plaatje tegelijkertijd heel klassiek en toch heel vooruitstrevend klonk. Heel klassiek omdat Bob Urh & The Bare Bones nergens geforceerde stunts ging uithalen door er bijvoorbeeld elektronische muziek of bizarre instrumenten bij te halen; heel vooruitstrevend omdat tot nu toe nog nooit iemand het idee heeft gehad om het erfgoed van The Velvet Underground op een dergelijke minimalistische manier te benaderen.
Dat The Cha Cha Cha Review geen millimeter meer van dat traject afwijkt, is Bob Urh & The Bare Bones bijgevolg gegund, want wie al een eigen geluid heeft uitgevonden, hoeft zich niet meer te bewijzen. Dat betekent gelukkig nog niet dat The Cha Cha Cha Review geen nieuwe hoogtepunten bevat. Wel integendeel, het covertje van Bo Diddley’s “I’m A Man” maakt meteen duidelijk hoe onconventioneel Bob Urh & The Bare Bones kan zijn. Het nummer klinkt in Urh’s versie namelijk zo verbasterd dat alleen de losse flarden tekst je eraan herinneren dat het een Diddley-cover is. Wat als kennismaking met Bob Urh & The Bare Bones natuurlijk wel kan tellen.
Het restant van The Cha Cha Cha Review bestaat alleen uit eigen nummers, en dat is niet verwonderlijk. Het covertje is namelijk niets meer dan een statement waarmee Urh duidelijk maakt lekker te doen waar hij zin in heeft. En dat zijn net zoals op Swamp O Delic trage, hypnotiserende nummers geworden met “Carnival Song” als het bevreemdende, maar absolute hoogtepunt, al hoeft een track als “Hell Revisited” — waarin Urh letterlijk eventjes de almachtige toespreekt — zeker niet onder te doen, want het is net met zulke songs dat hij zijn imago als rock-‘n-roll-sjamaan bevestigt.
Dat The Cha Cha Cha Review geen gemakkelijke kost is, is dan ook het enige wat er op het plaatje aan te merken valt. Maar net dat is dan weer de sterkte van Bob Urh & The Bare Bones, want terwijl Thom Yorke tegenwoordig al bizarre dansjes moet bovenhalen om het publiek nog te overtuigen, is Bob Urh & The Bare Bones maar een kleine stap verwijderd van oude rotten als Lou Reed en Bo Diddley en tegelijkertijd toch zó baanbrekend. En zeg nu zelf: hoeveel artiesten lopen er tegenwoordig nog rond met een dergelijk profiel?

Jurgen Dignef, Goddeau.com (NL) (18 April 2011)

Bob Urh, of the erstwhile psych-garage masters Ultra 5, has released his new album: a deep dive into the sounds of the late ’50s and early ‘60s. A seriously lo-fi job with minimal instrumentation, these songs sound like they were performed in a 1x1m booth and recorded on a tape machine that happened to be lying about in the room next door!  Psychobilly, blues, garage and a plethora of further influences permeate this album whose every note seems to emit authenticity as well as an indispensable sense of healthy paranoia, aided by a sublime lack of sophistication in the instruments and recording equipment departments. Hell sounds deadly, as garage tracks go, and is free of the genre’s sonic clichés; While Soda Pop bears the traces of Floyd’s schizophrenic masterwork Pow r Toch! Bob Urh’s The Cha Cha Cha Review is a musical path that may be hard to tread and whose outcome is uncertain; yet it is for this very reason that its genius shines all the more brightly

Peace Frog / Gew-Gaw fanzine (GR)

Subscribe to our newsletter